Landinformatie Kroatië

Kroatië - de jaren ‘90

Na het uiteenvallen van het IJzeren Gordijn vonden vele Kroaten dat de tijd aangebroken was om de invloed van het communisme (vanuit Belgrado) te stoppen.

In de vrije verkiezingen van april 1990 won de democratische partij van Tudjman met 40% boven de 30% van de communistische partij (die met name gesteund was door de Servische populatie samen met Istrië en Rijeka). Een nieuwe grondwet veranderde in december 1990 de status van Serviër in Kroatië in een nationale minderheid. Een onderdeel van deze grondwet was het garanderen van de rechten van de minderheid en het sterk verminderen van het grote aandeel van de Serviërs in de overheid, maar het gevolg was dat de etnische Servische populatie van 600.000 in Kroatië autonomie eisten. Een referendum in mei 1991 werd door de Serviërs geboycot, maar leidde wel tot een overtuigende 93% vóór onafhankelijkheid. Kroatië verklaarde zich onafhankelijk op 25 juni 1991, maar de Servische enclave van Krajina verklaarde zich weer onafhankelijk van Kroatië. Kroatië bevroor onder invloed van de EEG (nu EG) de verklaring van onafhankelijkheid om bloedvergieten te voorkomen.

In de drie maanden hierna viel een kwart van Kroatië in handen van Servische milities en het federale Joegoslavische leger. In september vestigde Kroatië een blokkade van 32 militaire installaties. Het antwoord van het Joegoslavische leger was dat de Joegoslavische vloot de Adriatische zee blokkeerde en de strategische stad Vukovar (bij de grens van Servië) innam. In oktober werd Dubrovnik onder vuur genomen en eveneens het presidentiële paleis van Tudjman in Zagreb. Na een bloedige strijd van drie maanden kwam in november de stad Vukovar in handen van het Joegoslavische leger. Tijdens de strijd van zes maanden (tussen juni en december) verloren 10.000 mensen hun leven in Kroatië, honderdduizenden burgers vluchtten en duizenden huizen werden verwoest. In december vestigde een legermacht van 14.000 van de UNPROFOR (UN Protection Force) zich in de sterk Servisch-bevolkte gebieden in Kroatië.

Op 3 januari 1992 kwam er een staakt het vuren. Kroatië werd in januari 1992 door de EEG erkend, gevolgd door de VS in april. Het plan van de VN was om in de Krajina de locale Servische paramilitairen te ontwapenen, de terugkeer van burgers naar het vaderland te bevorderen en het teruggeven van het gebied aan Kroatië. In plaats daarvan bevroor het alleen maar de toenmalige situatie en bood het geen permanente oplossing. In januari 1993 drong het leger de Serviërs verder terug in het gebied en nam het belangrijke strategische plaatsen in. In juni 1993 voegden de Krajina Serven zich bij de Bosnische Serviërs. In de tussentijd ging de “etnische zuivering” door met als gevolg dat er nog maar 900 Kroaten in de Krajina over waren uit een originele bevolking van 44.000. In maart 1994 tekenden de Krajina Serven een staakt het vuren om het geweld in het gebied in te dammen en om gedemilitariseerde zones te creëren. In de tussentijd ging de aandacht uit naar de oorlog in Bosnië-Herzegovina en ging het Kroatische leger stilletjes door zodat het in mei 1995 binnen enkele dagen West-Slavonië teruggenomen had. Ondanks gemeende beloftes van de Kroatische regering dat ze veilig waren, vluchtten 15.000 Serviërs uit het gebied. Het was inmiddels duidelijk dat er geen steun meer kwam vanuit Belgrado.

In augustus 1995 viel het Kroatische leger de stad Knin aan. Het Servische leger vluchtte samen met een bevolking van 150.000 burgers naar het noorden van Bosnië (de locale Servische bevolking leefde al eeuwen lang in de Krajina). De militaire operatie duurde maar enkele dagen, maar maanden van terreur was het gevolg. Vele Servische dorpen werden platgebrand en de kleine overgebleven oudere generatie Serviërs werd eveneens aangevallen.

In december 1995 werd het Dayton-akkoord getekend in Parijs, wat inhield dat de traditionele grenzen erkend werden en dat Oost-Slavonië terug in handen zou komen van de Kroaten, wat echter pas in januari 1998 een feit werd. Het verloop van het akkoord ging redelijk geleidelijk met minder geweld dan verwacht. De etnische Serviërs kregen langzamerhand overheidsbanen in Slavonië en het Cyrillische schrift werd toegestaan voor lesgeven in de basisscholen. Een belangrijke eis van het akkoord was dat de Kroatische regering allerlei middelen voorhanden moest hebben om de Servische vluchtelingen terug te laten keren. Ondanks dat het land langzamerhand stabiel was geworden, is aan deze eis nog lang niet voldaan. De huizen, de industrie en de landbouw in Slavonië en de Krajina waren verwoest en ontwricht, wat inhield dat de terugkeer ten eerste kostbaar was en ten tweede ingewikkeld. Tot frustratie van de internationale gemeenschap heeft de Kroatische regering meer voor de Kroatische vluchtelingen gedaan dan voor de Servische vluchtelingen, die dan ook bureaucratische obstakels tegen kwamen samen met een politieke sfeer van het niet welkom zijn.

Bron:
- Lonely Planet - Croatia; 1e editie april 1999 (cijfers en uit het Engels vertaalde tekst)
- Slovenia; 2e editie september 1998 (foto Tito, cijfers en uit het Engels vertaalde tekst)
- Elmar reishandboek - Kroatië; 1e druk 1999 (cijfers en tekst)